De Beschermer van het Land
Mei 2017
Na de moot in Delft stap ik op het vliegtuig richting Beijing, op naar het Sept of Glass and Steel. Een caern waar Stargazers de Weaver hebben omarmt. Een plek waar je meer Fera aantreft dan waar dan ook. Een van de oude Beast Courts die toegankelijk is gemaakt voor alle Garou. Ik heb daar afgesproken met Finds a Way, een Fostern van de Uktena die mij zou helpen om de laatste rustplaats voor een Mokole te maken. Hij heet mij hartelijk welkom en hij leid mij rond over de Caern. Hij stelt mij voor aan Fera waarvan ik de naam heb horen fluisteren en die ik eigenlijk nooit had willen ontmoeten. Ik wissel beleefdheden uit en vertel verhalen over de gevechten in de tunnels waar het Bluepelt Sept aan heeft deelgenomen. Ik nodig iedereen uit om in Delft verhalen te komen delen als ze tijd hebben maar dat ik me nu toch echt moet excuseren.
Finds a Way stelt mij voor aan zijn pack, Yàobān, wat vrij vertaald Zonnevlam betekent. Een pack van Glasswalkers, Uktena en een Bastet. De Alpha, Ripper, een Glasswalker, Adren, Ragabash hoort mij aan en biedt in ruil voor een wederdienst aan om mij te begeleiden naar het zomerpaleis. Daar zal ik de hoogste berg moeten beklimmen en de zonnestralen die door de wolken heen schijnen op moeten vangen.
Onderweg naar het zomerpaleis knoop ik, voor zover de taalbarrière het toelaat, een gesprek aan met de leden van het pack. Ik ben vooral geïnteresseerd in de Bastet, die Fai Dingbang heet. In onze taal Beschermer van het Land. Waarom heeft hij besloten mee te rennen met een pack Garou. Wat is zijn drijfveer. Helaas komen we al veel te snel bij het paleis aan. We ronden het gesprek af en spreken af om het op de Caern verder voort te zetten.
We sluiten aan in de rij waar ontelbare toeristen staan om een kaartje te kopen. De Alpha is zichtbaar geïrriteerd en rekent snel voor ons af. Hij kijkt mij aan en vraagt waar we heen moeten. Ik stel voor om naar de Umbra te gaan en laat weten aan hem dat ik graag meeren met zijn pack en dat ik naar zijn opdrachten luister. Hij is ten slotte de hoogste in rang. Hij knikt goedkeurend en hij besluit om via de toiletten de Umbra op te gaan.
Op de Umbra aangekomen lijkt het alsof we terug in de tijd kijken. Banes gevormd als slavendrijvers slaan met hun zweep kleine spirits in het gareel. Graven zullen ze. Het meer komt er niet vanzelf. Het duurt niet lang voor wij opgemerkt worden. Er wordt iets geroepen door de bane in een taal die ik niet versta. Een van de Uktena zegt dat we ons klaar moeten maken. Ik kijk omhoog richting de berg en kijk terug naar de Alpha. We weten wat we moeten doen. We beginnen te veranderen naar Krinos. Ik kijk verbaasd naar de Bastet als die veranderd naar ook een vorm van Krinos. Op 2 poten net als wij, maar met een vacht zwart als dat van een panter, klauwen half zo groot als die van ons en een paar koppen kleiner.
Ik heb niet veel tijd om me te verbazen van de bane laat zijn zweep in de lucht klappen. Ik gebruik de krachten die ik van Gaia heb gekregen om te huilen. Om kracht te geven aan degene die naast mij staan. De zweep klapt neer op de Uktena maar hij pakt hem vast en rukt de zweep uit zijn handen. Ik ga achter de Alpha staan, geef hem een klop op zijn schouder en hij gromt dat we hem neer gaan halen. Uit zijn evenwicht gebracht door de ruk springen we met zijn tweeën op hem af en werken hem tegen de grond. Terwijl we hem tegen de grond gedrukt houden maakt de rest van het pack hem af.
Helaas voor ons bleef dit niet onopgemerkt. 4 banes komen nog deze kant opgelopen. De Alpha roept naar mij dat ik moet gaan rennen. Doen waarvoor ik gekomen was. Zij zouden het wel tegenhouden. Ik zet op het een lopen de berg op. Zonder om te kijken blijf ik rennen. Met iedere zweepslag die neerkomt lijkt het mij zelf te raken. Boven op de berg aangekomen overal muurschilderingen, ornamenten en afbeeldingen van grote draken met lange snorren. Ik ren door naar een pagode waar precies in het midden de zon doorheen schijnt. Ik houdt het bot omhoog en voel dat het de Mokole goed doet.
Ik weet dat dit te lang duurt en ik kijk om naar beneden. Ik zie het pack vechten tegen nu nog 2 banes maar ze redden het niet lang meer. Finds a Way begint steeds ongecontroleerder om zich heen te slaan. Ripper probeert een klap te ontwijken maar wordt vol geraakt en struikelt naar achteren. Fai Dingbang springt voor de volgende klap die de laatste klap zou zijn geweest voor zijn Alpha. De zweep klapt om zijn nek heen en hij zit vast. De bane trekt de zweep naar zich toe, rustig om zijn armen wikkelend. Stap voor stap zien ze allemaal wat ze niet kunnen voorkomen. Ik kan het niet meer aanzien en sprint naar beneden toe maar ik ben te laat. De bane heeft de Bastet in zijn handen, tilt hem op en werpt hem op de grond. Hij blijft roerloos op de grond liggen.
Finds a Way verliest zichzelf bij dit aangezicht en springt op de laatste 2 banes af. Zonder rekening te houden met zichzelf of anderen trekt hij ze uit elkaar. Ik help de Alpha overeind en op het moment dat de laatste bane valt draait de Uktena in frenzy zich om. Met ogen vol woede gericht op ons. Ik roep mijn totem Uktena om hulp, om ervoor te zorgen dat zijn woede niet nog groter wordt, ervoor te zorgen dat hij ons niet aanvalt. Het is helaas al te laat. De woede is zo groot dat hij zelfs een packmate aanvalt. De Alpha is te gewond om echt weerstand te bieden en hij wordt geraakt in zijn buik. Nog 1 klap en de Alpha is er niet meer. Ik spring voor de volgende klap maar ik weet hem niet goed op te vangen. Mijn arm ligt open. Ik besluit mijn mes te trekken en hopelijk ervoor te zorgen dat ik hem buiten bewustzijn krijg voordat hij ons allemaal eindigt. Hij haalt nog een keer uit en nogmaals raakt hij mij. Nog nooit ben ik zo gewond geweest in mijn leven. Ik probeer de pijn weg te bijten want ik ben op dit moment de enige hoop voor dit gehele pack. In zijn blinde woede haalt hij op precies dezelfde manier nog een keer uit en ik kan zijn klap ontwijken. Op hetzelfde moment steek ik mijn mes diep in zijn ribbenkast. Hij valt om en bloed gutst uit al zijn wonden.
Nogmaals roep ik Uktena aan om een belofte in te lossen die ze open had staan bij mij. Ik vraag haar of ze al onze wonden weg wil nemen en ons schoon wil wassen van de vuiligheid die wij hier hebben opgelopen. In het water beweegt een zwarte schim die snel naar de kant toekomt. Ze heeft mij hier gehoord. Ze wast een voor een onze wonden schoon maar niet bij allemaal. Ze kijkt me aan en laat weten dat ze voor hem niets meer kan betekenen. Fai Dingbang kan niet meer genezen worden. Ik dank Uktena en kijk verslagen naar de Alpha. Ik val op mijn knieën neer en toon hem mijn keel. Hij vraagt mij of ik heb waar ik voor gekomen ben. Ik zeg nog niet. Hij zegt mij dit af te ronden en dat we erna wel praten over hoe ik dit kan compenseren.
Ik loop verslagen de berg op om af te ronden waar ik aan begonnen ben. De laatste zonnestralen warmen het bot op maar ze weten mij niet meer te raken. We keren terug naar het Sept waar we een soort Gathering of the Departed doen maar dan op een manier die ik nog niet eerder heb gezien. Aan het einde van de Gathering ga ik naar Ripper toe en beloof ik hem dat op ieder sept waar ik kom ik dit verhaal zal vertellen. Het verhaal van Fai Dingbang, de beschermer van het land. Een Bastet die meerende met een pack Garou omdat hij vond dat dat nodig was om het land te beschermen. Gestorven in de strijd tegen de Wyrm. Hij dankt mij voor mijn woorden en we nemen afscheid.